< img height="1" width="1" style="display:none" src="https://www.facebook.com/tr?id=644575994552198&ev=PageView&noscript=1" />
Speak Japanese With AI
Japanese, a fascinating language rich in culture and history, opens doors to a vibrant world. Whether you're drawn to anime, planning a trip to Japan, or seeking business opportunities, mastering Japanese is a valuable asset. SpeakPal, as an AI Language Tutor, offers personalized lessons, interactive quizzes, and grammar guides tailored for all levels of proficiency. Dive into this captivating language and let SpeakPal guide you on your journey to fluency.
AI Language Learning: Examples of Japanese Grammar
(Bijvoeglijke naamwoorden): 速い, 小さい, 美しい
1.“その犬は速いです。” (De hond is snel.)
2.“これは美しい本です。” (Dit is een prachtig boek.)
(Bijwoorden): 速く, 静かに, たびたび
1.“彼女は速く走ります。” (Ze rent snel.)
2.“彼は静かに話します。” (Hij praat rustig.)
(Conjuncties): そして, でも, または
1.“私は本を読みます、そしてテレビを見ます。” (Ik lees een boek en kijk dan tv.)
2.“彼は来ます、でも彼女は来ません。” (Hij komt wel, maar zij niet.)
(Uitdrukkingen): おはよう, ありがとう, すみません
1.“おはよう、いい天気ですね。” (Goedemorgen, het is mooi weer.)
2.“ありがとう、あなたの助けがとても役立ちました。” (Bedankt, je hulp was erg nuttig.)
(Eretekens): さん, 様, 君
1.“田中さん、こんにちは。” (Hallo, meneer/mevrouw Tanaka.)
2.“これは田中様への手紙です。” (Dit is een brief aan de heer/mevrouw Tanaka.)
(Zelfstandige naamwoorden): 犬, 街, 本
1.“その犬はとても大きいです。” (Die hond is erg groot.)
2.“私は大きな街に住んでいます。” (Ik woon in een grote stad.)
(Getallen): 一, 二, 三
1.“私には一つのリンゴがあります。” (Ik heb één appel.)
2.“彼には三つの本があります。” (Hij heeft drie boeken.)
(Deeltjes): は, を, に
1.“私は本を読みます。” (Ik lees een boek.)
2.“彼は公園に行きます。” (Hij gaat naar het park.)
(Voorzetsels): 上, 下, 前
1.“本はテーブルの上にあります。” (Het boek ligt op tafel.)
2.“犬はテーブルの下にいます。” (De hond zit onder de tafel.)
(Voornaamwoorden): 私, 彼, 彼女
1.“私はあなたの友達です。” (Ik ben je vriend.)
2.“彼は公園で遊んでいます。” (Hij speelt in het park.)
(Zinstructuur): 私は食べる, 彼は走る, 私たちは考える
1.“私はリンゴを食べる。” (Ik eet een appel.)
2.“私たちはあなたのことを考える。” (We denken aan jou.)
(Stenses): 食べる, 食べた, 食べるだろう
1.“彼は毎日リンゴを食べる。” (Hij eet elke dag een appel.)
2.“彼は明日リンゴを食べるだろう。” (Morgen eet hij een appel.)
(Werkwoordvervoeging): 食べます, 食べている, 食べられる
1.“私は今、リンゴを食べています。” (Ik ben nu een appel aan het eten.)
2.“リンゴは簡単に食べられます。” (Een appel kan makkelijk gegeten worden.)
(Werkwoorden): 走る, 見る, 来る
1.“私たちは今走るべきです。” (We moeten nu vluchten.)
2.“あなたはこれを見ることができますか?” (Kun je dit zien?)
Learn Japanese Tongue Twisters and Master Grammar
1.生麦生米生卵
Vertaal: Rauwe tarwe, rauwe rijst, rauwe eieren
2.隣の客はよく柿食う客だ
Vertaal: De klant van de buren eet vaak dadelpruimen
3.赤巻紙青巻紙黄巻紙
Vertaal: rood opgerold papier, blauw opgerold papier, geel opgerold papier
4.坊主が屏風に上手に坊主の絵を描いた
Vertaal: De monnik tekende vakkundig een tekening van een monnik op het vouwscherm
5.この釘は引き抜きにくい釘だ
Vertaal: Deze nagel is moeilijk uit te trekken
6. バスガス爆発
Vertaal: De gasexplosie in de bus
7.裏庭には二羽鶏がいる
Vertaal: Er zijn twee kippen in de achtertuin
8.生鰹生姜にしよう
Vertaal: Laten we rauwe bonito met gember eten
9.庭には二羽鶏がいる
Vertaal: Er zijn twee kippen in de tuin
10.東京特許許可局
Vertaal: Tokyo Patent Office
11.新春シャンソンショー
Vertaal: Chansonshow voor het nieuwe jaar
12.竹垣に竹立てかけた
Vertaal: Ik leunde een bamboe tegen een bamboehek
13.赤パジャマ黄パジャマ青パジャマ
Vertaal: Rode pyjama, gele pyjama, blauwe pyjama
14.カエルぴょこぴょこ三ぴょこぴょこ
Vertaal: Kikkershop, drie hoppen
15.向こうのごまはええごまか悪いごまか
Vertaal: Zijn de sesamzaadjes daar goed of slecht?
17. 青巻紙赤巻紙黄巻紙
Vertaal: blauw opgerold papier, rood opgerold papier, geel opgerold papier
18.この寿司は少し酢がききすぎた
Vertaal: Deze sushi is een beetje te azijnachtig
Japans leren >
SpeakPal Startpagina >
Probeer Speak Pal >
+
Speakpal APP
1
Tik
2
Tik op Toevoegen aan startscherm