< img height="1" width="1" style="display:none" src="https://www.facebook.com/tr?id=644575994552198&ev=PageView&noscript=1" />
Speak French With AI
Whether you’re dreaming of strolling along the Seine, savoring croissants in a Parisian café, or navigating business meetings with French-speaking colleagues, mastering French opens doors to culture, communication, and connection. SpeakPal, our cutting-edge AI language learning platform, empowers learners on their French journey. Engage in real-time conversations with our AI tutor. Receive instant feedback and corrections, refining your pronunciation and fluency.
AI Language Learning: Examples of French Grammar
(Bijvoeglijke naamwoorden): grand, petit, bleu
1.“Le chien est grand.” (De hond is groot.)
2.“C’est un livre bleu.” (Dit is een blauw boek.)
(Bijwoorden): vite, lentement, souvent
1.“Elle court vite.” (Ze rent snel.)
2.“Il parle lentement.” (Hij praat langzaam.)
(Artikelen): le, la, les
1.“Il a le livre.” (Hij heeft het boek.)
2.“C’est la ville d’où je viens.” (Dit is de stad waar ik vandaan kom.)
(Zelfstandige naamwoorden): chien, ville, amour
1.“Le chien est très grand.” (De hond is erg groot.)
2.“Je vis dans une grande ville.” (Ik woon in een grote stad.)
(Voorzetsels): dans, sur, à
1.“Le livre est sur la table.” (Het boek ligt op tafel.)
2.“Le chien est sous la table.” (De hond zit onder de tafel.)
(Voornaam/determinanten): il, ce, quelques
1.“Il est mon ami.” (Hij is mijn vriend.)
2.“Je veux quelques livres.” (Ik wil wat boeken.)
(Zinstructuur): Sujet + Verbe + Objet
1.“Je mange une pomme.” (Ik eet een appel.)
2.“Nous pensons à toi.” (We denken aan jou.)
(Tijden — Indicatief): Je mange, je mangeais, je mangerai
1.“Je mange maintenant.” (Ik ben nu aan het eten.)
2.“Il a mangé toute la journée.” (Hij heeft de hele dag gegeten.)
(Werkwoorden): manger, boire, dormir
1.“Nous devrions courir maintenant.” (We moeten nu vluchten.)
2.“Peux-tu voir ça ?” (Kun je dit zien?)
Learn French Tongue Twisters and Master Grammar
1.Les chaussettes de l'archiduchesse sont-elles sèches, archi-sèches?
Vertaal: Zijn de sokken van de aartshertogin droog, erg droog?
2.Un chasseur sachant chasser doit savoir chasser sans son chien.
Vertaal: Een jager die weet hoe hij moet jagen, moet weten hoe hij moet jagen zonder zijn hond.
3.Si mon tonton tond ton tonton, ton tonton sera tondu.
Vertaal: Als mijn oom je oom scheert, wordt je oom geschoren.
4.Cinq chiens chassent six chats.
Vertaal: Vijf honden jagen op zes katten.
5.Je veux et j'exige du jasmin et des jonquilles.
Vertaal: Ik wil en ik eis jasmijn en narcissen.
6.Un dragon gradé dégrade un gradé dragon.
Vertaal: Een gerangschikte draak degradeert een gerangschikte draak.
7.Mon père est maire, mon frère est masseur.
Vertaal: Mijn vader is burgemeester, mijn broer is masseur.
8.Didon dina, dit-on, du dos d’un dodu dindon.
Vertaal: Didon dineerde, zeggen ze, op de rug van een dikke kalkoen.
9.Je suis ce que je suis, et si je suis ce que je suis, qu’est-ce que je suis?
Vertaal: Ik ben wat ik ben, en als ik ben wat ik ben, wat ben ik dan?
10. La roue sur la rue roule; la rue sous la roue reste.
Vertaal: Het wiel draait op straat; de straat blijft onder het stuur.
11.Trois gros rats gris dans trois gros trous ronds rongent trois gros croûtons ronds.
Vertaal: Drie grote grijze ratten in drie grote ronde gaten knagen aan drie grote ronde korsten.
12.Un agent prudent purge un prévenu prudent.
Vertaal: Een voorzichtige agent zuivert een voorzichtige verdachte.
13. Si six scies scient six cyprès, six cents scies scient six cents cyprès.
Vertaal: Als zes zagen zes cipressen zagen, zagen zeshonderd zagen zeshonderd cipressen.
14.Ces cerises sont si sûres qu’on ne sait si c’en sont.
Vertaal: Deze kersen zijn zo zuur dat je niet weet of het kersen zijn.
15.Ton thé t’a-t-il ôté ta toux?
Vertaal: Heeft je thee je hoest weggenomen?
16.Un pêcheur sachant pêcher sans son chien est un bon pêcheur.
Vertaal: Een visser die weet hoe hij moet vissen zonder zijn hond is een goede visser.
17.Un cuisinier cuisina un plat cuisiné.
Vertaal: Een kok kookte een gekookt gerecht.
18.Si ce succès se sait, ces sept sœurs sont sottes.
Vertaal: Als dit succes bekend is, zijn deze zeven zussen dom.
19.Pauvre petit pêcheur, prend pitié, prie pour paix.
Vertaal: Arme kleine visser, heb medelijden, bid voor vrede.
20.Fanny fume son cigare sur le boulevard avec ses sœurs.
Vertaal: Fanny rookt haar sigaar op de boulevard met haar zussen.
Frans leren >
SpeakPal Startpagina >
Probeer Speak Pal >
+
Speakpal APP
1
Tik
2
Tik op Toevoegen aan startscherm