< img height="1" width="1" style="display:none" src="https://www.facebook.com/tr?id=644575994552198&ev=PageView&noscript=1" />
Speak English With AI
Learning English is more than just acquiring a new skill—it’s a gateway to global competence. With SpeakPal, our AI language learning platform, you can confidently master English through real-time feedback and engaging conversations. Our cutting-edge technology ensures that you receive comprehensive support in reading, writing, speaking, and listening. Whether you’re a beginner or an advanced learner, SpeakPal adapts to your level and provides personalized lessons. Start speaking English today and unlock a world of opportunities!
AI Language Learning: Examples of English Grammar
(Bijvoeglijke naamwoorden): blue, big, happy
1.“The blue sky is beautiful.”(De blauwe lucht is prachtig.)
2.“She has a big smile on her face.”(Ze heeft een grote glimlach op haar gezicht.)
(Bijwoorden): quickly, quietly, sadly
1.“He runs quickly.”(Hij rent snel.)
2.“She walked away sadly.”(Ze liep droevig weg.)
(Artikelen): the, a, an
1.“I saw a dog in the park.”(Ik zag een hond in het park.)
2.“She is reading the book.”(Ze is het boek aan het lezen.)
(Voorwaardelijke): if, then, would
1.“If it rains, then we will stay at home.”(Als het regent, blijven we thuis.)
2.“I would go to the party if I were invited.”(Ik zou naar het feest gaan als ik was uitgenodigd.)
(Zelfstandige naamwoorden): dog, city, love
1.“The dog is barking.”(De hond blaft.)
2.“New York is a big city.”(New York is een grote stad.)
(Voorzetsels): in, on, at
1.“She is in the room.”(Ze is in de kamer.)
2.“I will meet you at the station.”(Ik zie je op het station.)
(Voornaam/determinanten): she, this, some
1.“She is my friend.”(Ze is mijn vriendin.)
2.“I need some sugar.”(Ik heb wat suiker nodig.)
(Zinnen): I love you.
1.“I love you more than words can say.”(Ik hou meer van je dan woorden kunnen zeggen.)
2.“Remember that I love you.”(Onthoud dat ik van je hou.)
(Stenses): past, present, future
1.“I ran yesterday.” (Ik heb gisteren gerend.)
2.“I am running now.” (Ik ben nu aan het hardlopen.)
(Werkwoorden): run, eat, sleep
1.“I like to run in the morning.”(I like to run in the morning.)
2.“She eats breakfast at 7am.”(She eats breakfast at 7am.)
Learn English Tongue Twisters and Master Grammar
1. She sells seashells by the seashore.
Vertaal: Ze verkoopt zeeschelpen aan de kust.
2.Peter Piper picked a peck of pickled peppers.
Vertaal: Peter Piper plukte een pikje gepekelde pepers.
3.How much wood would a woodchuck chuck if a woodchuck could chuck wood?
Vertaal: Hoeveel hout zou een bosmarmot weggooien als een bosmarmot hout zou kunnen weggooien?
4.Fuzzy Wuzzy was a bear. Fuzzy Wuzzy had no hair. Fuzzy Wuzzy wasn’t very fuzzy, was he?
Vertaal: Fuzzy Wuzzy was een beer. Fuzzy Wuzzy had geen haar. Fuzzy Wuzzy was niet erg wazig, toch?
5. How can a clam cram in a clean cream can?
Vertaal: Hoe kan een mossel in een schoon blikje room proppen?
6.I saw Susie sitting in a shoeshine shop.
Vertaal: Ik zag Susie zitten in een schoenpoetswinkel.
7.Six slippery snails slid slowly seaward.
Vertaal: Zes glibberige slakken gleden langzaam zeewaarts.
8.Betty Botter bought some butter, but she said the butter’s bitter.
Vertaal: Betty Botter kocht wat boter, maar ze zei dat de boter bitter is.
9. A big black bear sat on a big black rug.
Vertaal: Een grote zwarte beer zat op een groot zwart kleed.
10. Four fine fresh fish for you.
Vertaal: Vier fijne verse vissen voor jou.
11.Can you can a can as a canner can can a can?
Vertaal: Kun je een blikje zoals een conservenblik een blikje kan?
12.I scream, you scream, we all scream for ice cream.
Vertaal: Ik schreeuw, jij schreeuwt, we schreeuwen allemaal om ijs.
13.Eleven benevolent elephants.
Vertaal: Elf welwillende olifanten.
14. Fred fed Ted bread, and Ted fed Fred bread.
Vertaal: Fred gaf Ted brood en Ted gaf Fred brood.
15. A proper copper coffee pot.
Vertaal: Een echte koperen koffiepot.
16.She sees cheese.
Vertaal: Ze ziet kaas.
17.How can a clam cram in a clean cream can?
Vertaal: Hoe kan een mossel in een schoon blikje room proppen?
18.Six slippery snails slid slowly seaward.
Vertaal: Zes glibberige slakken gleden langzaam zeewaarts.
19. A big black bug bit a big black bear.
Vertaal: Een grote zwarte kever beet een grote zwarte beer.
20.If two witches would watch two watches, which witch would watch which watch?
Vertaal: Als twee heksen naar twee horloges zouden kijken, welke heks zou dan naar welk horloge kijken?
Engels leren >
SpeakPal Startpagina >
Probeer Speak Pal >
+
Speakpal APP
1
Tik
2
Tik op Toevoegen aan startscherm