< img height="1" width="1" style="display:none" src="https://www.facebook.com/tr?id=644575994552198&ev=PageView&noscript=1" />
Speak Arabic With AI
Arabic, with its unique phonetic sounds, offers a rich linguistic experience. Learning Arabic opens doors to cultural understanding, business opportunities, and personal growth. Whether you're interested in mastering Modern Standard Arabic or a specific dialect, SpeakPal is your ideal companion. As an AI Language Tutor, SpeakPal leverages speech recognition technology to help learners perfect pronunciation, analyze grammar, and provide instant feedback. With personalized learning paths and interactive experiences, SpeakPal transforms language acquisition into an accessible, engaging, and effective journey.
AI Language Learning: Examples of Arabic Grammar
(Adjectives): جميل, كبير, صغير
1.“الكلب كبير.” (De hond is groot.)
2.“هذا كتاب جميل.” (Dit is een prachtig boek.)
(Adverbs): بسرعة, ببطء, دائمًا
1.“هي تجري بسرعة.” (Ze rent snel.)
2.“هو يتكلم ببطء.” (Hij praat langzaam.)
(Articles): ال, -
1.“لديه الكتاب.” (Hij heeft het boek.)
2.“هذه هي المدينة التي أتيت منها.” (Dit is de stad waar ik vandaan kom.)
(Bepaalde en onbepaalde artikelen): الكتاب, كتاب
1.“الكتاب على الطاولة.” (Het boek ligt op tafel.)
2.“هذا هو كتاب.” (Dit is een boek.)
(Idaafa (genitieve constructie))): بيت الطالب, كتاب المعلم
1.“هذا هو بيت الطالب.” (Dit is het huis van de student.)
2.“أنا أقرأ كتاب المعلم.” (Ik ben het lerarenboek aan het lezen.)
(Nominale en verbale zinnen): الطالب مجتهد, يكتب الطالب
1.“الطالب مجتهد.” (De student is ijverig.)
2.“يكتب الطالب الواجب المنزلي.” (De student schrijft het huiswerk.)
(Zelfstandige naamwoorden): طالب, مدرسة, كتاب
1.“الطالب يقرأ الكتاب.” (De student leest het boek.)
2.“أنا أذهب إلى المدرسة.” (Ik ga naar school.)
(Voorzetsels): في, على, مع
1.“الكتاب في الحقيبة.” (Het boek zit in de tas.)
2.“أنا أذهب إلى المدرسة مع صديقي.” (Ik ga naar school met mijn vriend.)
(Voornaamwoorden): هو, هي, هم
1.“هو صديقي.” (Hij is mijn vriend.)
2.“هم يلعبون في الحديقة.” (Ze spelen in het park.)
(Zinstructuur): أنا أكل, أنت تذهب, نحن نفكر
1.“أنا أكل التفاحة.” (Ik ben de appel aan het eten.)
2.“نحن نفكر فيك.” (We denken aan jou.)
(Onderwerp en predikaat): الطالب ذكي, السماء زرقاء
1.“الطالب ذكي.” (De student is slim.)
2.“السماء زرقاء.” (De lucht is blauw.)
(Gespannen vergelijking): يذهب, ذهب, سيذهب
1.“هو يذهب إلى المدرسة كل يوم.” (Hij gaat elke dag naar school.)
2.“هو سيذهب إلى المدرسة غدًا.” (Morgen gaat hij naar school.)
(Indicatieve tijden): أكتب, كتبت, قد كتبت
1.“أنا أكتب الآن.” (Ik ben nu aan het schrijven.)
2.“هو قد كتبت طوال اليوم.” (Hij heeft de hele dag geschreven.)
(Tijden (conjunctief)): ليكتب, أن تكتب, لو كتبت
1.“أنا ليكتب.” (Ik zou moeten schrijven.)
2.“أنا لو كتبت.” (Ik had geschreven.)
(Werkwoorden): يكتب, يذهب, يأكل
1.“نحن يجب أن نذهب الآن.” (We moeten nu gaan.)
2.“هل يمكنك رؤية هذا؟” (Kun je dit zien?)
Learn Arabic Tongue Twisters and Master Grammar
1. بطتنا بطت بطن بطتكم كلكم.
Vertaal: Onze eend heeft de maag van jullie eend gevuld, jullie allemaal.
2. خبز خبازنا أنضف من خبز خبازكم.
Vertaal: Ons bakkersbrood is schoner dan dat van uw bakker.
3. طبخت طبختين بباط بطيختين.
Vertaal: Ik heb twee gerechten bereid met twee meloenen.
4. شرطي قريتي يحرص بيتي وبيتك.
Vertaal: De politieman van mijn dorp bewaakt mijn huis en jouw huis.
5. دجاجة جدي باضت بيضة.
Vertaal: De kip van mijn grootvader heeft een ei gelegd.
6. قلعوني وقلعوا كلقلوع قلوعي.
Vertaal: Ze hebben me ontworteld en al mijn tanden ontworteld.
7. أرنب أرنب أرنبة.
Vertaal: Konijn, konijn, konijntje.
8. التفاحة التفاحة التفاحات.
Vertaal: De appel, de appel, de appels.
9. سوسة سن سوسة.
Vertaal: Een holte in de tand van een kever.
10. الحمار على الحائط.
Vertaal: De ezel staat aan de muur.
11. حمل الحمار حماري وحمارك.
Vertaal: De ezel droeg mijn ezel en jouw ezel.
12. في الحقل حقل وحقل.
Vertalen: In het veld, een veld en een veld.
13. شجر الشوك في الشارع.
Vertaal: De doornboom staat op straat.
14. خطبت خطيبة خطيب في خطبة خطيب.
Vertaal: Een verloofde heeft een verloofde ten huwelijk gevraagd in de toespraak van een verloofde.
15. لا ترى النملة في الظلمة.
Vertaal: Je kunt de mier niet zien in het donker.
Arabisch leren >
SpeakPal Startpagina >
Probeer Speak Pal >
+
Speakpal APP
1
Tik
2
Tik op Toevoegen aan startscherm